Het verhuizende kind van de rekening
De problematiek omtrent verhuizingen met het kind bij gezamenlijk gezagHet verhuizende kind van de rekening
De problematiek omtrent verhuizingen met het kind bij gezamenlijk gezagSamenvatting
In deze scriptie wordt de centrale vraag “Welk advies kan Het bedrijf haar cliënten geven met betrekking tot verzoeken om vervangende toestemming ex. artikel 1:253a lid 1 BW bij verhuizing blijkens geldende wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie?” beantwoord. Het doel van dit onderzoek is dan ook het geven van een advies aan de advocaten van de Afdeling van Het bedrijf met betrekking tot de toetsing van een verzoek om vervangende toestemming bij verhuizingen van een ouder bij gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:253a lid 1 BW door relevante wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie in kaart te brengen.
Een minderjarige staat onder gezag, dit kan zijn ouderlijk gezag (gezamenlijk of eenhoofdig) of voogdij. Het ouderlijk gezamenlijk gezag is van toepassing op dit onderzoek. Het ouderlijk gezamenlijk gezag heeft betrekking op:
1. De persoon van de minderjarige;
2. Het bewind over het vermogen van de minderjarige; en
3. Het vertegenwoordigen van de minderjarige in burgerlijke handelingen, zowel in en buiten recht.
Het ouderlijk gezag bevat rechten en plichten, zoals het recht op omgang met de minderjarige en de plicht tot verzorgen en opvoeding van de minderjarige. Bij gezamenlijk gezag is voor iedere belangrijke beslissing omtrent de minderjarige toestemming nodig van beide gezaghebbenden.
Artikel 1:253a lid 1 BW voorziet in de mogelijkheid dat zij die het gezamenlijk gezag uitvoeren, samen geen beslissing kunnen nemen. In dit geval kan een verzoek worden gedaan om vervangende toestemming, de toestemming van de rechtbank kan hiermee de toestemming van één der gezaghebbende vervangen. De vervangende toestemming wordt wel of niet toegekend in het belang van het kind. Artikel 1:253a lid 1 BW is in feite een geschillenregeling voor het gezamenlijk gezag.
Een verzoek om vervangende toestemming komt veelvuldig voor bij verhuizingen van één der gezaghebbende met de minderjarige. Omtrent dit onderwerp bestaat dan ook veel literatuur en zijn inmiddels al uiteenlopende toetsingsgronden bij de rechtbank bekend. Sinds een uitspraak van de Hoge Raad in 2008, moeten namelijk alle feiten en omstandigheden en alle belangen worden meegenomen in de beslissing op het verzoek om vervangende toestemming. Het belang van het kind kan als zodanig ondergeschikt aan een ander belang worden bevonden.
De criteria waaraan het verzoek om vervangende toestemming wordt getoetst in jurisprudentie zijn onder andere:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de invloed die de wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft op de contactmogelijkheden met de andere ouder, de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de onrust en impact die een verhuizing heeft op de minderjarige;
- de stabiliteit van de nieuwe woonplek;
- de afstand tussen de woning en de school;
- de opvang door een ouder na schooltijd;
- de sociale contacten van de minderjarige;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen; en
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Uit jurisprudentie-onderzoek is gebleken dat de noodzaak om te verhuizen veelal een doorslaggevend belang is. Wanneer enige vorm van noodzaak aanwezig is wordt het verzoek toegewezen, met uitzondering van een minimaal aantal uitspraken. Wanneer geen noodzaak wordt aangetoond, wordt het belang van de minderjarige en niet-verhuizende vader voorop gesteld.
Hiernaast blijkt dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming door de rechtbank vrijwel altijd wordt gevolgd en dat ook aan de mening van de minderjarige een zwaar gewicht wordt gehangen.
Het advies aan de advocaten van Afdeling bij Het bedrijf is dan ook om alle criteria zoals benoemd in deze scriptie in acht te nemen bij de behandeling van een dossier omtrent vervangende toestemming bij verhuizingen.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Datum | 2017-09-27 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |