Ik ben geboren in Nederland, Gouda, maar ik ben Armeens
een onderzoek naar de positie van leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond op een gymnasiumIk ben geboren in Nederland, Gouda, maar ik ben Armeens
een onderzoek naar de positie van leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond op een gymnasiumSamenvatting
Dit onderzoek richt zich op de positie van leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond op een groot categoraal gymnasium. Al langere tijd bestond bij docenten het gevoel dat leerlingen met een niet-Nederlandse achtergrond oftewel allochtone leerlingen moeilijker een diploma behalen en ook meer kansen op falen hebben dan autochtone leerlingen. Aan allochtone leerlingen is een vragenlijst voorgelegd, waarin aandacht is voor schrijf- en leesvaardigheid, de kennis van Nederlandse begrippen en moeilijke en makkelijke vakken in relatie tot hun niet-Nederlandse achtergrond. Er is hen gevraagd in hoeverre ze anders denken over zaken als politiek en godsdienst en of hun ouders hen ondersteunen bij het schoolwerk. Ook is de relatie met hun docenten aan de orde gesteld. Verder is gevraagd in hoeverre zij en hun ouders zich thuis voelen in de Nederlandse cultuur en in die van hun ouders en of ze meer van hun culturele achtergrond zouden willen laten zien op school. Ten slotte konden de leerlingen aangeven wat ze nodig hebben om succesvol te zijn op dit gymnasium. Aan hun docenten is een vergelijkbare vragenlijst voorgelegd, die dezelfde onderwerpen aanroert. Hen is ook gevraagd of de sociaaleconomische positie van de ouders van invloed is op het schoolsucces van de leerlingen. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat de meerderheid van de leerlingen geen problemen ervaart. De docenten zijn een andere mening toegedaan. De leerlingen met een niet-westers allochtone afkomst met twee niet-westers allochtone ouders en in mindere mate de westers allochtone leerlingen met twee allochtone ouders lopen risico onder te presteren als gevolg van hun afkomst. Ze hebben moeite met het Nederlands en met tekstbegrip, met name bij de zaakvakken. Oorzaken hiervan zijn problemen met de cognitieve abstracte taalvaardigheid en het ontbreken van het juiste referentiekader.Veel leerlingen geven aan anders te denken over godsdienst en politiek, vooral leerlingen met een Islamitische achtergrond. Toch wordt dit door leerlingen en docenten vooral als verrijking van de discussie gezien. De meeste ouders ondersteunen hun kinderen bij het schoolwerk, ook al is het niet altijd inhoudelijk. Als dit niet zo is komt dit door taalproblemen en het opleidingsniveau van de ouders en levert het een probleem voor de leerling op. De allochtone achtergrond van de leerlingen heeft geen invloed op de relatie tussen docent en leerlingen. Verder voelen de meeste allochtone leerlingen zich thuis in de Nederlandse cultuur en in die van hun ouders. Ze willen niet anders zijn dan andere leerlingen en hoeven daarom niet zo nodig meer te laten zien van hun culturele achtergrond. Tenslotte zijn de leerlingen van mening dat ze geen extra ondersteuning nodig hebben. De docenten denken daar anders over: ze achten taallessen nodig voor een klein deel van de leerlingen: de leerlingen met een niet-westers allochtone afkomst met twee niet-westers allochtone ouders en in mindere mate de westers allochtone leerlingen met twee allochtone ouders. Daarom is de aanbeveling gedaan taallessen te organiseren waarin aan de hand van relevantie teksten ook aandacht wordt besteed aan het Nederlandse referentiekader.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg |
Jaar | 2011 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |