Hoogbegaafd zijn op't Broekhoes : 'Zelfstandig maar niet alleen'
Hoogbegaafd zijn op't Broekhoes : 'Zelfstandig maar niet alleen'
Samenvatting
Op de school waar ik stage loop voor de opleiding tot Remedial Teacher, de Jenaplanschool 't Broekhoes in Balinge, zijn 2 kinderen in de middenbouw en 1 kind in de bovenbouw hoogbegaafd. Het gaat goed met deze kinderen op school, ze kunnen door de leerkrachten nog voldoende worden geprikkeld en uitgedaagd. Maar de leerkrachten hebben het gevoel dat ze allerlei dingen bedenken voor de kinderen en dat er niet echt een doorgaande lijn in zit. Het beleid en de werkwijzen daarop volgend ontbreken op 't Broekhoes. Daarom luidt de centrale vraagstelling van dit onderzoek:
Op welke manier kan OJS 't Broekhoes het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen, binnen de hele school, vorm geven, zodat de kinderen genoeg uitgedaagd worden en zichzelf blijven ontwikkelen?
Over het begrip hoogbegaafdheid zijn verschillende opvattingen. In 1978 ontwikkelde Renzulli het 'drie-ringenmodel'. In dit model staan de motivatie, de creativiteit en de hoge intelligentie centraal. Met het gezamenlijk optreden van deze factoren geeft hij een mogelijke verklaring van het begrip hoogbegaafdheid. 'Begaafdheid is de interactie tussen drie aanlegfactoren - een bovengemiddelde intelligentie, een hoog niveau van taakgerichtheid en een hoog niveau van creativiteit. Kinderen die in staat zijn om deze kenmerken te ontwikkelen en ze toe te passen binnen enig domein van menselijke prestaties noemen we begaafd of getalenteerd' (Renzulli 1979 in Van Gerven 2009, p. 10).
In navolging op het triadisch interdependentiemodel van Renzulli (1978) en Mönks (1995), is het multifactoren model van Heller en Ziegler ontwikkeld. Dit model is een combinatie van het model van Renzulli en Mönks en de theorieën van de Meervoudige Intelligentie van Gardner (1985). Heller gaat uit van de dynamiek tussen begaafdheidsfactoren, niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en omgevingsfactoren. Wanneer er een goede dynamiek is, komen prestaties op hoogbegaafd niveau tot stand op één of meerdere prestatiegebieden die Gardner onderscheidt.
Om leerlingen te signaleren zijn er twee verschillende protocollen uitgeven. Dit zijn het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid (DHH) (Van Gerven en Drent) en het SiDi R-protocol (Bruin- de Boer en Kuipers, 2004).
Hoogbegaafde leerlingen beschikken over leereigenschappen die ervoor zorgen dat de inhouden
van methodes, waarmee op de meeste scholen wordt gewerkt, niet toereikend is voor deze leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen zijn namelijk in staat nieuwe kennis snel op te pakken en grote leerstappen te maken (Drent, 2004). Daarnaast kunnen hoogbegaafde leerlingen verworven kennis snel toepassen in nieuwe situaties, zijn ze sterk in het analyseren van problemen en zeer creatief in het bedenken van nieuw oplossingen voor problemen. Deze eigenschappen zorgen ervoor dat deze leerlingen snel de essentie van problemen doorzien en daardoor vaak nieuwe elementen in de aangeboden leerstof, als herhaling zien. Om ervoor te zorgen dat deze leerlingen op hun eigen manier de leerstof kunnen verwerken en daarbij ook te leren leren, is het belangrijk dat zij de juiste werkvormen aangeboden krijgen. Dit kan in de vorm van het compacten (Van Gerven en Drent 2002) en verrijken (Van Gerven 2007). En van de andere stof het minimum te maken, aan de hand van routeboekjes (SLO). Daarnaast is het ontwikkelen van een plusklas een mooie toevoeging aan het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Het doel van een plusklas is het tegemoet komen aan de specifieke behoeften van leerlingen tussen de 6 en 12 jaar, zowel op sociaal-emotioneel gebied als op creatief gebied (Ponte, 2008).
Uit onderzoek blijkt dat er op 't Broekhoes behoefte is aan doorgaande leerlijnen voor de hoogbegaafde leerlingen. De leerkrachten geven aan dat er goede afspraken gemaakt moeten worden over het werken met hoogbegaafde leerlingen. Op dit moment zijn hierover te weinig goede afspraken gemaakt, er is te weinig duidelijkheid. De ideale manier van werken voor de hoogbegaafde leerlingen vinden de leerkrachten, zo blijkt uit onderzoek, het werken met compacten en verrijken. Met extra werk in de vorm van verrijkingsopdrachten. Met, zoals een leerkracht en een leerling aangeven, een vreemde taal als verrijkingsmateriaal, bijvoorbeeld het Engels. Daarnaast komt het onderdeel instructie een aantal keren terug. 'Zelfstandig maar niet alleen' is een gemaakte opmerking. De leerkrachten vinden het belangrijk om ook de hoogbegaafde leerling instructie te geven en deze ook structureel uit te voeren. Om het compacten en vooral het verrijken in goede banen te leiden is het aan te raden om de methode Levelwerk (Kuipers, Eduforce) aan te schaffen. Dit is een methode bestaande uit boxen met voor elke jaargroep verrijkingsmateriaal in de vorm van werkboekjes op het gebied van taal, rekenen en alle overige vakken. Het Levelwerk (Kuipers, Eduforce) kan grotendeels zelfstandig gemaakt worden maar, het is erg belangrijk dat de leerkracht binnen zijn klassenmanagement tijd kan maken voor de hoogbegaafde leerling, want ook deze leerling heeft gerichte instructie nodig. Daarnaast kan de leerkracht de leerling dan begeleiden in het werken met het verrijkingsmateriaal en kan hij feedback geven op het gemaakte werk.
Als laatste werkvorm wordt de plusklas aangekaart. Wanneer er gevraagd wordt naar het ontwikkelen van een plusklas, wordt hierop positief gereageerd in het onderzoek. Dit zou dus een goede aanvulling kunnen zijn op het onderwijs aan hoogbegaafden op 't Broekhoes. Maar de plusklas is geen oplossing. In de plusklas kunnen de hoogbegaafden gelijkgestemden ontmoeten, maar deze vorm van onderwijs wordt maar één keer per week aangeboden. Het is dus, zoals eerder gezegd, een mooie aanvulling, maar niet de oplossing voor hoogbegaafden. Het is vooral belangrijk dat zij in de klas goed onderwijs aangeboden krijgen, waarbij ze uitgedaagd worden en waarbij hun intellectuele vermogen en creativiteit aangesproken wordt. Op die manier kunnen ze zich ook verder ontwikkelen.
Uit een onderzoek bij andere scholen is gebleken dat het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen wel degelijk op een goede en onderbouwde manier vormgegeven kan worden, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende leerlingen en mogelijkheden. Een voorwaarde hiervoor is wel dat er goed beleid is op het onderwijs, zodat alle leerkrachten weten waar ze mee bezig zijn en wat ze in kunnen zetten. Op deze manier zal ook het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen op 't Broekhoes vormgegeven en opgezet kunnen worden.
Organisatie | Hogeschool Windesheim |
Afdeling | Education |
Jaar | 2011 |
Type | Master |
Taal | Nederlands |