Het vormgeven van het taalonderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in de bovenbouw.
Het vormgeven van het taalonderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in de bovenbouw.
Samenvatting
Dit onderzoek is uitgevoerd vanuit de verlegenheidssituatie op de school te Tiel. Men staat er op deze school voor dat meer- en hoogbegaafde kinderen het recht hebben op onderwijs dat aansluit bij hun talenten en capaciteiten. In de visie van de school schrijf men: ‘Wij zien deze kinderen als een specifieke doelgroep met hun eigen pedagogische en didactische behoeften. Wij streven naar excellent onderwijs, met opbrengsten die recht doen aan de mogelijkheden van kinderen. Daarom willen wij: deze kinderen zowel in de eigen groep als in de plusklas coachen en begeleiden en hen een stimulerende en betekenisvolle leeromgeving bieden, waarin het kind op zoek kan gaan naar zijn eigen mogelijkheden’. Op het gebied van rekenen en het onderwijs in de plusklas heeft de school al grote stappen gemaakt. Gedurende de onderzoeksperiode heeft de onderzoeker echter ontdekt dat de leerkrachten nog niet voldoende competent zijn om effectief te kunnen werken aan de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen binnen de eigen klas. Dit op het gebied van het taalonderwijs. Bij hoogbegaafdheid is er zeker sprake van een zeer hoge intelligentie (gemeten door IQ) maar spelen daarnaast een grote motivatie om te presteren en een grote creativiteit een rol. ‘Hoogbegaafden hebben opvallende vermogens en vaardigheden, het resultaat van een ingewikkeld samenspel tussen persoonskenmerken, aanlegfactoren en omgevingsfactoren. Typerend is een speciale manier van denken en handelen’ (Daenter, 2012, p. 34). Volgens Mooij (2013) onderscheid een hoogbegaafd kind zich van andere kinderen onder andere door: sneller, en op een hoger niveau van competentie te functioneren, met meer eigen structureringsvermogen en meer of diepgaande motivatie te werken en meer vanuit eigen ontwikkelingsbehoeften bezig te willen, en ook te kunnen zijn (p. 123). Er zijn diverse differentiatie mogelijkheden binnen de klas. Onder het verrijken verstaan men de uitbreiding van het basisprogramma met extra programmaonderdelen. Het belangrijkste doel is de leerling opnieuw uitdaging bieden: er valt weer wat te leren , de motivatie groeit en de leerstof sluit aan bij de capaciteiten van het kind (Oostindie, Bouwman en Ottink, 2013, p. 8). Onder versnellen en compacten verstaat men het versneld doorlopen van het basisprogramma. Bij versnelling/compacten gaat het om het versneld halen van de doelen van het basisprogramma (Oostindie e.a., 2013, p. 9). Gebleken is dat versnellen altijd met verrijking gepaard dient te gaan. Het versnellen/compacten wordt toegepast zodat er tijd gecreëerd wordt voor extra uitdagende stof. Bij het zelfgestuurde leren komt het er op aan om zelf leerdoelen te formuleren en het leren vorm te geven via planning van leeractiviteiten. De leerlingen moet zich hier bewust zijn van het einddoel en weten op welke manier hij/zij tot dit einddoel kan komen. Uit onderzoek blijkt dat het Top- Down denken karakteristiek is voor (hoog)begaafde kinderen en dat deze benadering veel beter bij hen past. Bij het Top-down denken wordt gedacht vanuit algemene principes of eindtermen, waarna de stukjes kennis worden opgebouwd. Alles is met elkaar verbonden en heeft betekenis nodig om bruikbaar opgeslagen te worden. Er wordt gedacht vanuit het ‘waarom’ naar het ‘hoe’ (Nijnatten, 2015). Door de interviews en observaties van de leerlingen is het de onderzoeker op gevallen dat ieder kind sterk verschilt in zijn/haar behoefte op het gebied van differentiatie. Hierdoor is het begrip ‘uitdaging’ voor ieder kind ook anders. In de vragenlijst gaven een aantal leerkrachten aan in gesprek te gaan met de leerlingen, dit om achter hun behoefte te komen. Van Drent en van Gerven (2012) zeggen hierover: ‘Het (hoog)begaafde kind beschikt over verschillende leer- en persoonlijkheidseigenschappen. Door deze eigenschappen zal het kind de aangeboden stof anders ervaren dan een gemiddeld kind’ (p. 22-23). Het is belangrijk om in gesprek te blijven met het kind. Niet alleen op eigen aannames leerlingen stof gaan aanreiken, maar in gesprek blijven met het kind en hier ook de tijd voor nemen! Het werken met taalportfolio’s is iets waar de school graag mee zou willen werken. Het feit is echter wel dat de school nog niet ver genoeg ontwikkeld is om nu de invoering van taalportfolio’s door te zetten. Daarom heeft de onderzoeker geadviseerd om de pluskaternen van de methode ‘Staal’ aan te schaffen en binnen de bestaande thema’s te kijken waar er mogelijkheden liggen tot verrijking. Om te beginnen zou de school bijvoorbeeld alleen op het schrijfonderwijs of de woordenschat in kunnen zetten. Een kleine stap hierin zetten, is immers ook al een stap voorwaarts.
Organisatie | Marnix Academie |
Opleiding | Lerarenopleiding Basisonderwijs |
Afdeling | Marnix Academie |
Datum | 2016-02-22 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |