Samenvatting

Personen hebben op grond van artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 Grondwet (Gw) het recht op privacy. Dit recht geldt ook voor werknemers op de werkplek, dat zowel de werkplek op kantoor als de werkplek thuis kan zijn. Dit recht is niet absoluut, waardoor het recht op privacy rechtmatig kan worden beperkt. Daarvoor dient te worden voldaan aan artikel 8 lid 2 EVRM, artikel 10 lid 1 Gw of de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Wbp vloeit voort uit het artikel 10 Gw en dient in overeenstemming met artikel 8 EVRM worden uitgelegd.
Essent is op grond van de wettelijke instructiebevoegdheid (artikel 7:660 BW), het goed werknemerschap (artikel 7:611 BW), in combinatie met de contractuele vertrouwensrelatie tussen Essent en de werknemer, bevoegd om zijn werknemers bij een vermoeden dat regels worden overtreden te controleren. Deze controle vindt dan plaats op getotaliseerde gegevens, waaruit identificatie van een persoon (redelijkerwijs) onmogelijk is.
Essent kan bij een verdenking zowel op verkeersgegevens als bij zwaarwegende redenen op inhoud van het internetgebruik controleren. Deze controle kan zowel in de vorm van een open onderzoek als heimelijke controle plaatsvinden. Vervolgens mag Essent alleen werknemers die op kantoor werkzaam zijn controleren en dienen de thuis werkende werknemers buiten de controle te worden gehouden.
Essent is op grond van het arbeidsrecht bevoegd tot het opleggen van sancties. Bij het inzetten van deze sancties dient rekening te worden gehouden met de sanctiebeginselen uit het arbeidsrecht, de CAO PLb en de toepasselijke jurisprudentie.