De hackbevoegdheid onder de Wet Computercriminaliteit III
Een advies aan Gerbrandy advocaten over het te voeren verweer bij twijfel aan de rechtmatige toepassing van de hackbevoegdheidDe hackbevoegdheid onder de Wet Computercriminaliteit III
Een advies aan Gerbrandy advocaten over het te voeren verweer bij twijfel aan de rechtmatige toepassing van de hackbevoegdheidSamenvatting
In december 2015 werd het wetsvoorstel ‘Wet Computercriminaliteit III’ ingediend bij de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel is een nieuwe bevoegdheid opgenomen voor opsporingsambtenaren welke hen de mogelijkheid geeft om op afstand de geautomatiseerde werken, zoals computers, binnen te dringen. Deze bevoegdheid wordt ook wel de hackbevoegdheid genoemd en zal een aanvulling zijn op het juridisch instrumentarium. De hackbevoegdheid, welke zal worden opgenomen in het Wetboek van Strafvordering, is een ingrijpende bevoegdheid voor de privacy van de verdachte. Dit is dan ook de aanleiding voor het feit dat er aan vele voorwaarden moet worden voldaan alvorens de bevoegdheid rechtmatig kan worden toegepast. Als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan en er wordt wel bewijs gevonden door het toepassen van de bevoegdheid, is er sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. Uit het jurisprudentieonderzoek is gebleken dat het goed gemotiveerd aanvoeren van redenen waarom er geen redelijk vermoeden van schuld was ten tijde van het uitvoeren van onderzoekshandelingen en een relatief groot deel van de gevallen leidt tot toekenning van onrechtmatig verkregen bewijs. Ook bleek uit het jurisprudentieonderzoek dat een probleem met de machtiging van de rechter-commissaris kan leiden tot het oordeel dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Tenslotte is uit het onderzoek gebleken dat er nogal wat onduidelijkheid heerst rondom het internationale aspect van de hackbevoegdheid.
Organisatie | Hogeschool Leiden |
Opleiding | HBO-Rechten |
Afdeling | Faculteit M&B |
Partner | Gerbrandy advocaten |
Datum | 2018-06-13 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |