Stimulerende omgevingsfactoren voor zelfstandig oefenen tijdens de CVA-revalidatie
Stimulerende omgevingsfactoren voor zelfstandig oefenen tijdens de CVA-revalidatie
Samenvatting
Inleiding
De aanleiding van dit onderzoek is dat ergotherapeuten van Goudenhart merken dat Cerebro Vasculair Accident (CVA) cliënten niet zelf het initiatief nemen om buiten de ergotherapiebehandelingen om de arm/handfunctie oefeningen uit voeren. Hierdoor komen de CVA-cliënten niet tot de benodigde oefenfrequentie. Dit heeft invloed op het herstel van de arm/hand functie, gezien er wordt aangeraden om in de eerste drie maanden veel te oefenen voor het plaatsvinden van herstel. (De Nederlandse Hartstichting, z.d.). Vanuit de therapeuten is het niet haalbaar om continue aanwezig te zijn bij het oefenen in verband met de aantal diagnose-behandel combinatie (DBC) uren waar de therapeuten zich aan moeten houden, waardoor de CVA-cliënt zelfverantwoordelijk is voor het oefenen gedurende de dag. Het is daarom van belang dat CVA-cliënten gestimuleerd worden om zelfstandig de arm/hand functie in te zetten tijdens het dagelijks leven, zodat uiteindelijk de zelfredzaamheid wordt vergroot.
Vanuit dit probleem is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
‘Welke omgevingsfactoren stimuleren CVA-cliënten van 65+ om, buiten de ergotherapiebehandeling om, de arm/handfunctie oefeningen zelfstandig toe te passen, zodat de zelfredzaamheid van de cliënt wordt vergroot binnen de klinische opname bij Transmitt?’
Methode
Om antwoord te geven op de onderzoekvraag is er een literatuuronderzoek en praktijkonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het literatuuronderzoek zijn beschreven aan de hand van de verschillende omgevingen uit het CMOP-E en het OTPF-model, die betrekking hebben op het stimuleren van het handelen van de cliënt buiten de ergotherapiebehandeling om. Hierbij zijn alleen de begrippen meegenomen die gevonden zijn in de literatuur en relevant zijn voor de onderzoeksvraag. Er heeft een kwalitatief onderzoek plaatsgevonden, waarbij de gevonden literatuur is vergeleken met de praktijk. Er gevraagd aan drie cliënten, twee ergotherapeuten en twee verpleegkundige naar de mening/ervaring of hetgeen wat uit de literatuur komt ook als stimulerend wordt bevonden.
Resultaten
Uit het literatuuronderzoek komt na voren dat omgevingsfactoren invloed hebben op het stimuleren van CVA-cliënten om, buiten de ergotherapiebehandeling, oefeningen zelfstandig toe te passen. Zo speelt stimulerend materiaal en aankleding van de ruimtes op de afdeling een rol om CVA-cliënten uit te nodigen om zelfstandig te gaan oefenen. Het plaatsen van een spiegel in de kamer van de CVA-cliënt schijnt positief effect te hebben op het zelfstandig oefenen, gezien de cliënt direct feedback krijgt. Binnen de sociale omgeving speelt klinisch personeel, medecliënten en betrokken familieleden een belangrijke rol. Als laatste is er gevonden dat institutionele en tempore context voor stimulatie kan zorgen om buiten de ergotherapiebehandeling om te oefenen. Uit het praktijkonderzoek komt naar voren dat de gevonden omgevingsfactoren stimulerend werken. Aanvulling hierop is dat cliënten vinden dat de structuur van de afdeling te vrijblijvend is, waardoor zelfstandig oefenen lastig te plannen is, omdat ze niet weten wanneer een therapeut langskomt (temporele context).
Conclusie
Zowel de fysieke als sociale omgevingsfactoren hebben invloed op het stimuleren van zelfstandig oefenen, met de arm/hand buiten de therapietijd om. Zo zouden stimulerend materiaal als; iPads met therapie apps, spelletjes, puzzels, boeken, tijdschriften, rummikub, domino en dagelijkse gebruiksvoorwerpen neergelegd kunnen worden op de afdeling van Transmitt. Sociale omgevingsfactoren die stimulerend werken zijn maaltijdgroepen en betrokkenheid van familie door kennis en vaardigheden over te dragen. Bovenstaande omgevingsfactoren worden aanbevolen om in de praktijk uit te voeren. Daarnaast wordt er aanbevolen om volgens vaste afspraken te werken, waardoor de cliënt beter het zelfstandig oefenen kan inplannen op een dag. Er is vervolgonderzoek nodig om uit te zoeken hoe CVA-cliënten met verminderde motivatie gestimuleerd kunnen worden tot zelfstandig oefenen. Ook als vervolgonderzoek zullen er andere instellingen benaderd moeten worden om zo een breder gedragen oplossing te vinden. Als laatste zullen institutionele context en temporele context onderzocht moeten worden. Aangezien er in dit praktijkonderzoek geen aandacht besteed is aan deze contexten.
Organisatie | Hogeschool Rotterdam |
Opleiding | Ergotherapie |
Afdeling | IVG |
Partner | Goudenhart |
Datum | 2021-07-15 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |