De effectiviteit van motivational interviewing op het self-care gedrag bij patiënten met hartfalen
De effectiviteit van motivational interviewing op het self-care gedrag bij patiënten met hartfalen
Samenvatting
In Nederland leven ruim 230.000 mensen met hartfalen (HF). Patiënten met HF moeten zich aan verschillende strenge leefregels houden. Deze strenge leefregels uiten zich in verscheidene vormen van self-care gedrag. Self-care gedrag wordt binnen hartfalen gedefinieerd als een naturalistisch besluitvormingsproces bestaande uit de volgende drie aspecten: (1) therapietrouw, (2) management van symptoomperceptie en (3) gedragsregulatie in respons tot de symptomen. Het is van belang om het self-care gedrag bij patiënten met HF te verhogen, waardoor de symptomen worden beperkt, hospitalisering wordt verminderd en de kwaliteit van leven van de patiënt wordt verbeterd. Onderzoek toont aan dat motivationaI interviewing (MI) een effectieve benadering is om self-care gedrag bij patiënten met chronische ziekten te verbeteren. Eerder onderzoek toont echter wisselende resultaten aan. Gezien de wisselende resultaten is het doel van deze studie om het effect van MI in kaart te brengen op het self-care gedrag van patiënten met HF.
Methode
Systematisch is er gezocht binnen de volgende elektronische databanken: Pubmed, PEDro en PsychINFO. Inclusie criteria van de studie waren patiënten met HF gediagnostiseerd met New York Heart Association (NYHA) klasse I, II, III en IV of een Left Ventrikel Ejection Fraction (LVEF) <40%, van 18 jaar of ouder (P), het interveniëren van MI (I) en het effect van self-care gedrag op de patiënt (O). Exclusie criteria waren (1) patiënten met HF in combinatie met andere chronische ziekten en (2) studies die niet voldeden aan de principes van MI. Het studiedesign was een randomised control trial (RCT), non-RCT of cohort studie. Aan de hand van de PEDro schaal werden de RCT’s beoordeeld. De QUIPS checklist werd gebruikt voor het beoordelen van cohort studies. De evidentie van het onderzoek is vastgesteld middels de Best-Evidence-Synthese (BES). De BES wordt vastgesteld doormiddel van methodologische kwaliteit van de verschillende studies.
Resultaten
In totaal waren er vier RCT’s en één cohortstudie geïncludeerd. Van de vier RCT’s zijn twee studies van hoge kwaliteit (PEDro score ≥6) en zijn twee studies van matige kwaliteit (PEDro score 4-5). In totaal zijn er 287 participanten geïncludeerd, verdeeld over de vijf verschillende studies. Alle studies tonen een effect aan op de HF self-care aspecten dat middels de SCHFI vragenlijst meetbaar is gemaakt. Vier studies tonen een positief effect aan ten opzichte van de controle groep en één studie toont een positief effect op de HF self-care aspecten therapietrouw en management van symptoomperceptie binnen de populatie aan. Op alle drie de HF self-care zijn statisch significante verschillen aspecten aangetoond (P ≤0.05).
Conclusie
Dit literatuuronderzoek toont aan dat er een sterk bewijs is voor het toepassen van MI op de HF self-care aspecten. Verder onderzoek is echter gerechtvaardigd, gezien het beperkte aantal studies en participanten, de fluctuerende methodologische kwaliteit van de studies, de beperkte omschrijving van de MI interventie, de kwaliteit van de gespreksvoerder en gezondheidsvaardigheden van de patiënt die mogelijk van invloed kunnen zijn op het beoogde effect.
Samenvatting ook in het Engels.
Organisatie | Hanze |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Academie voor Gezondheidsstudies |
Jaar | 2019 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |