Kosten-effectieve interventies voor depressie
een onderzoek naar de acceptatie en gewenstheid van de implementatie van geselecteerde zorgsubstituties voor depressie, binnen het overkoepelende IMPROVE-projectKosten-effectieve interventies voor depressie
een onderzoek naar de acceptatie en gewenstheid van de implementatie van geselecteerde zorgsubstituties voor depressie, binnen het overkoepelende IMPROVE-projectSamenvatting
Aanleiding- Depressie is een veelvoorkomende ziekte in Nederland, die twintig procent van de bevolking tenminste éénmalig kan overkomen. Dit is zes procent van de Nederlandse bevolking. Depressie gaat gepaard met ziektelast en hoge zorgkosten. In september 2015 is het Rob Giel Onderzoekscentrum begonnen met het IMPROVE-project, waarin het optimaliseren van kwaliteit en doelmatigheid in de Friese GGZ wordt onderzocht.
Een van de deelonderzoeken van het IMPROVE project gaat over de vraag of door Lokkerbol, Weehuizen, Cuijpers, Mihalopoulos & Smit (n.d.) voorgestelde zorgsubstituties (bijlage 1) acceptabel zijn vanuit het standpunt van de stakeholders.
Theoretisch kader- Hierin worden de onderwerpen Development of the health economic simulation model, E-health en therapietrouw beschreven. Het DEPMOD (Depressie Model)- model is ontwikkeld als gezondheidseconomisch simulatiemodel voor depressie. Hieruit zijn zorgsubstituties voor depressie uitgekomen, dat wil zeggen: paren van interventies waarbij je in de een zou moeten investeren en in de ander zou moeten de-investeren om op die manier tegen gelijke kosten meer gezondheidswinst te kunnen boeken. In het Bestuurlijk akkoord Geestelijke GezondheidsZorg 2014-2017 staat beschreven dat de kwaliteit van zorg verhoogd kan worden en de kosten verlaagd kan worden door de inzet van eHealth interventies (Rijksoverheid, 2014). Voor therapietrouw is een relatie nodig tussen patiënt en hulpverlener die gekenmerkt wordt door veiligheid en vertrouwen. (Noorlander & Niet, 2010).
Doelstelling- In opdracht voor het RGOc, trachten de onderzoekers binnen zestien weken de meningen omtrent de vooraf geselecteerde zorgsubstituties voor depressie (bijlage 1) bij (ex)patiënten met depressie (DSM V) in kaart te brengen.
Vraagstelling- Wat vinden (ex)patiënten met depressie (volgens de DSM V) van de vooraf geselecteerde zorgsubstituties (bijlage 1) voor depressie in termen van acceptatie en wenselijkheid?
Dataverzamelingsmethode- Een kwalitatief onderzoek waarin gebruik wordt gemaakt van de focusgroepmethode.
Resultaten- Uit de focusgroepbijeenkomst is naar voren gekomen dat mensen het lastig vinden om vanuit een economisch model naar verschillende behandeling te kijken.
Bij antidepressiva met praktijkondersteuning vs. combinatietherapie is uitgekomen dat het meerendeel belangrijk vindt dat lange wachttijden zijn en dat er sneller hulp moet komen. Hierin kan de praktijkondersteuner bijdragen. Bij cognitieve gedragstherapie vs. interapy is uitgekomen dat individuele cognitieve gedragstherapie duur is maar effectief. Bij interapy is het belangrijk voor ernstige depressieve patiënten dat er een vertrouwensband is. En dat de blended vorm acceptabel is. Bij mindfulness vs. antidepressiva is uitgekomen dat medicatie helpt om therapie te kunnen volgen. Maar dat mindfulness wenselijker is in combinatie met leefstijlverandering als dit dezelfde resultaten oplevert als het slikken van medicatie. Ook kwam naar voren dat onder andere bewegen, ondersteuning bij het vinden dagbesteding en regelmaat gemist worden in het model.
Conclusie- Uit dit onderzoek is gebleken dat de zorgsubstituties praktijkondersteuner huisarts-geestelijke gezondheidszorg, interapy en mindfulness wenselijk zijn. Aanbevelingen- Er is meer onderzoek nodig naar de zorgsubstituties. Uit het onderzoek is uitgekomen dat het model aspecten van de zorg zoals het aanbieden van ondersteuning, betrekken van familie in de zorgproces en beweging mist.
Organisatie | Hanze |
Opleiding | HBO-Verpleegkunde |
Afdeling | Academie voor Verpleegkunde |
Jaar | 2018 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |