Effectiviteit van toegevoegde heupabductoren training aan de traditionele fysiotherapeutische behandeling op het lichamelijk functioneren van patiënten met een knieprothese
Effectiviteit van toegevoegde heupabductoren training aan de traditionele fysiotherapeutische behandeling op het lichamelijk functioneren van patiënten met een knieprothese
Samenvatting
Aanleiding – Gezien de vergrijzing van de Nederlandse bevolking, neemt de prevalentie van artrose toe. Van alle soorten artrose is knieartrose de meest voorkomende. Doordat de prevalentie van knieartrose toeneemt, neemt het aantal plaatsingen van knieprotheses ook toe. Het fysiotherapeutisch beleid na het plaatsen van een totale knieprothese is gericht op het actief en passief mobiliseren naar een volledige range of motion, het aanleren van een normaal gangpatroon, propriocepsis training en voornamelijk krachttraining van de m. quadriceps femoris. Ondanks het revalideren volgens deze richtlijnen, blijven er vaak alsnog beperkingen in het lichamelijk functioneren bestaan in vergelijking met leeftijdsgenoten zonder knieprothese. Aangezien de heupabductoren van veel patiënten met knieartrose verzwakt zijn en aandacht om deze spiergroep te versterken slechts een kleine rol heeft in het revalideren, zou dit een mogelijke oorzaak kunnen zijn voor de resterende beperkingen in het lichamelijk functioneren. Het doel van dit literatuuronderzoek is het in kaart brengen van de mate van effectiviteit van toegevoegde heupabductoren training aan de traditionele fysiotherapeutische behandeling op het lichamelijk functioneren bij patiënten met een totale knieprothese.
Methode – De databases PubMed, PEDro en CINAHL zijn gebruikt om te zoeken naar geschikte studies. Aan de hand van in- en exclusiecriteria zijn geschikte studies geïncludeerd. De methodologische kwaliteit van cross-sectionele studies zijn beoordeeld aan de hand van de Downs & Black checklist. De randomized controlled trial werd beoordeeld aan de hand van de PEDro-schaal. Om het niveau van bewijs van de artikelen te bepalen is de best evidence synthese van van Peppen, et al. gebruikt. De gebruikte meetinstrumenten en de bijbehorende resultaten werden uit de data geëxtraheerd. Bij de cross-sectionele studies werd gekeken naar het unieke deel van de proportie verklaarde variantie door heupabductoren kracht (ΔR2) en de significantie hiervan. Bij de randomized controlled trial werd gekeken naar effect size van de interventie, significante verschillen tussen de interventie- (toegevoegde heupabductoren training) en controlegroep (standaard revalidatie) en naar de minimal clinically important difference.
Resultaten – In totaal werden drie cross-sectionele studies en één pilot randomized controlled trial geïncludeerd. De cross-sectionele studies waren van voldoende methodologische kwaliteit en de pilot randomized controlled trial was van goede methodologische kwaliteit. Significante proportie verklaarde varianties werden gevonden op de Timed-Up-and-Go Test (ΔR2 = 2,1%), de Stair Climbing Test (ΔR2 = 1,9%), de Stair Ascend Descend Test (ΔR2 = 10%), de Figure-of-8 Walk Test (ΔR2 = 22%) en de 5-Chair Rise Test (ΔR2 = 17%). Uit de randomized controlled trial bleek dat de interventiegroep na 1 jaar een significant betere score had op heupabductoren kracht (+5,4lbs), de 6 Minuten Wandel Test (+88,3m.) en de Single Leg Stance (+3,9sec.). Volgens de best evidence synthese van van Peppen, et al. kunnen de resultaten als ‘beperkt bewijs’ worden geclassificeerd.
Conclusie – Op basis van dit literatuuronderzoek kan er geconcludeerd worden dat er beperkt bewijs is voor de toegevoegde waarde van heupabductoren training ter verbetering van het lichamelijk functioneren na plaatsing van een knieprothese.
Samenvatting ook in het Engels
Organisatie | Hanze |
Opleiding | Fysiotherapie |
Afdeling | Academie voor Gezondheidsstudies |
Jaar | 2018 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |