Communicatie in de jeugdzorg
Een kwalitatief onderzoek naar de communicatie tussen hulpverleners van jeugdzorgorganisatie X en oudersCommunicatie in de jeugdzorg
Een kwalitatief onderzoek naar de communicatie tussen hulpverleners van jeugdzorgorganisatie X en oudersSamenvatting
Als gevolg van de verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving wordt er meer van ouders verwacht. Er wordt gestreefd naar een onderlinge samenwerking tussen de ouders en de hulpverleners, ook wel ouderbetrokkenheid 3.0 genoemd. Echter is de samenleving aan het individualiseren en krijgt men het steeds drukker, waardoor er minder tijd is voor communicatie met de hulpverleners. Tegelijkertijd wordt residentiële jeugdhulp minder ingezet door de decentralisaties in de jeugdzorg, waardoor de casussen binnen de ambulante jeugdhulp heftiger en complexer worden. Hierbij zijn er meer kinderen met problemen in het gezin. Het is voor de hulpverleners een lastige opgave om hiermee om te gaan. Als gevolg van de ontwikkeling naar zelfsturende teams binnen organisatie X, vindt er minder sturing plaats. Op het gebied van communicatie met ouders zijn geen eenduidige richtlijnen waardoor iedere hulpverlener het op z’n eigen manier doet. Het is belangrijk dat de communicatie met ouders wordt verbeterd, omdat blijkt dat de betrokkenheid van ouders bij het hulpverleningsproces ertoe leidt dat het kind meer doelen uit het zorgplan behaalt en de kans op een blijvende gedragsverandering groter is.
Het doel van dit onderzoek is dan ook om kennis en inzichten te verzamelen bij de hulpverleners en ouders van organisatie X over het verloop van de communicatie tussen beiden. Met deze kennis kunnen de hulpverleners de communicatie met ouders verbeteren ten behoeve van het hulpverleningsproces van het kind. Hierbij is de volgende hoofdvraag gesteld: ‘Hoe kunnen de hulpverleners van organisatie X, voor kinderen met een bijzondere hulpvraag, de communicatie met ouders verbeteren ten behoeve van het hulpverleningsproces van het kind?’ Om het antwoord op deze hoofdvraag te vinden is kwalitatief onderzoek gedaan middels 10 semigestructureerde interviews, gesplitst naar vijf hulpverleners en vijf ouders. Naderhand zijn de interviews getranscribeerd, gecodeerd en uitgewerkt in resultaten.
Uit de resultaten blijkt dat de huidige houding van de hulpverleners als positief wordt ervaren. De hulpverleners zijn duidelijk, er zijn korte lijntjes en er is een vertrouwde sfeer. Tegelijkertijd ontbreekt de eenduidige lijn in de communicatie met ouders. Er wordt niet volgens één specifieke methode gecommuniceerd en de communicatie wordt ook niet geëvalueerd. Daarbij spelen zowel ouderfactoren als factoren vanuit de hulpverlener een rol die de communicatie moeizamer laten verlopen. Hulpverleners willen hun kennis en vaardigheden daarover vergroten. Tevens is de bereikbaarheid vanuit beide kanten een aandachtspunt.
Concluderend kunnen er een aantal aspecten worden veranderd ter verbetering van de communicatie met ouders. Het is bijvoorbeeld nodig om te gaan rapporteren zodat er onder andere doelgerichter gewerkt kan worden. Daarnaast dienst er een rode draad opgesteld te worden zodat alle hulpverleners op eenzelfde wijze communiceren met ouders. Tevens kan de Roos van Leary ingezet worden tijdens een intervisie zodat de communicatie wordt geëvalueerd. Ten slotte is deskundigheidsbevordering gewenst om de onderlinge communicatie te verbeteren.
Organisatie | Fontys |
Afdeling | Fontys Sociale Studies |
Datum | 2021-06 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |