Een sprong in het diepe : het verschil tussen differentiëel en traditioneel leren methoden
Een sprong in het diepe : het verschil tussen differentiëel en traditioneel leren methoden
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek was om te testen of er een verschil in leereffect is verschil in spronghoogte tussen studenten die volgens een differentiële leermethode en een traditionele leermethode krachttraining gericht op spronghoogte hebben verricht. In dit onderzoek deden 30 proefpersonen mee met een leeftijd tussen de 17 en 21 jaar. De groep werd opgedeeld in een traditioneel- en differentieel leren groep met 15 proefpersonen per groep. De metingen vonden plaats aan de hand van een sprongtest. Er is gebruik gemaakt van een Jump-MD van Takei Physical Fitness test. Er werd een pre, - post, - en retentietest uitgevoerd. Als interventie werden er in drie weken negen trainingen uitgevoerd tussen de voor en de pre, - en posttest, met een duur van 60 minuten per training. Drie trainingen onder begeleiding en zes trainingen zelfstandig. De inhoud van de trainingen bestonden uit het volgen van een krachttrainingsschema. Vijf oefeningen gebaseerd op traditionele krachttraining. De interventie groep voerde zes oefeningen uit gebaseerd op de traditionele krachttrainingsoefeningen met een aanpassing op de taak, materiaal of de omgeving. Niet elke herhaling kon hetzelfde zijn. Er is een statistische analyse uitgevoerd; ‘ANOVA t-test’. De gemiddelde prestatie van de differentiële groep was bij de pre-test 53,78 (±12,60) cm, bij de posttest 55,24 (±12,14) cm en bij de retentietest 54,78 (±12,49) cm. Bij de traditionele groep was dit bij de pre-test 52,39 (±10,81) cm, posttest 53,72 (±11,69) cm en bij de retentietest 53,55 (±10,63) cm. De twee groepen traditioneel en differentieel zijn met elkaar vergeleken, er is gekeken naar het verschil in spronghoogte tussen beide groepen in de pre (P=0,765) -post (P=0,745) en retentietest (P=0,790). De verschillen tussen beide groepen zijn per test met elkaar vergeleken en waren allen niet significant. Deze vergelijkingen omvatten pre-post testresultaten (P=0,932), post-retentie testresultaten (P=0,872) en pre-retentie testresultaten(P=0,913). Voor verder onderzoek is er meer tijd voor de interventie nodig om tot een helder beeld te komen.
Organisatie | Hogeschool van Amsterdam |
Opleiding | Academie voor Lichamelijke Opvoeding |
Afdeling | Bewegen, Sport en Voeding |
Jaar | 2019 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |