Samenvatting

Soortenrijke graslanden met een lage voedselrijkdom vormen de habitat voor verschillende soorten dagvlinders (CLO, 2022). Door de intensivering van de landbouw verdwijnen soortenrijke graslanden (Scotton et al., 2012). In de afgelopen eeuw zijn graslandvlinders in Nederland gemiddeld met minstens 80% in verspreiding afgenomen (CLO, 2022). Om soortenrijke graslanden terug te laten keren in het Nederlandse landschap, kunnen graslanden op voormalige landbouwgronden omgevormd worden tot de (matig) voedselrijke kruiden- en faunarijke graslanden (Eichhorn & Ketelaar, 2016; BIJ12, z.d.; Eichhorn et al., 2020). Om de voedselrijkdom van de kruiden- en faunarijke graslanden te verminderen en de soortenrijkdom te verhogen, is het beheer van de graslanden gericht op verschraling door middel van maaien en afvoeren (Eichhorn et al., 2020; Provincie Gelderland, 2020). Kruiden- en faunarijke graslanden kunnen een tijdelijke fase zijn, voordat deze worden omgezet tot soortenrijke schraalgraslanden (OBN Natuurkennis, z.d.; BIJ12, z.d.-d). Voor het ontwikkelen van vochtige schraalgraslanden is verschralingsbeheer door middel van maaien en afvoeren vaak niet voldoende (Eichhorn et al, 2020). Een maatregel die genomen kan worden om de voedselrijkdom van de bodem sneller en effectiever te verminderen is ontgronden, waarbij de voedselrijke toplaag wordt verwijderd (OBN Natuurkennis, z.d.; Wallis de Vries & Bult, 2002). Voor het bevorderen van de vestiging van flora kan maaisel worden opgebracht (Wallis de Vries & Bult, 2020; Scotton et al., 2012). Het gebruik van maaisel is een snelle en effectieve methode voor natuurontwikkeling en deze wordt dan ook steeds meer toegepast in Europa (Török et al., 2011; Wagner et al., 2021).In dit onderzoek wordt onderzocht in hoeverre natuurontwikkeling van vochtige schraalgraslanden een bijdrage levert aan de aanwezigheid van graslandvlinders. Om de bijdrage van natuurontwikkelde vochtige schraalgraslanden te kunnen onderzoeken, zijn in de periode mei tot en met juli 2023 vlindertellingen uitgevoerd op zes locaties. Iedere locatie bestond uit een natuurontwikkeld vochtig schraalgrasland en een kruiden- en faunarijk grasland waar geen natuurontwikkeling was uitgevoerd. Alle dagvlinders werden in kaart gebracht waarbij onderscheid is gemaakt tussen graslandvlinders en overige dagvlinders.Uit de resultaten bleek dat de soortenrijkdom en abundantie van graslandvlinders in de natuurontwikkelde vochtige schraalgraslanden significant hoger is dan in de kruiden- en faunarijke graslanden. Verder werd het duidelijk dat het aandeel graslandvlinders in natuurontwikkeld vochtig schraalgrasland hoger is dan overige dagvlinders. In kruiden- en faunarijke graslanden is er geen significant verschil tussen graslandvlinders en overige dagvlinders. Als laatste lieten de resultaten zien dat in zowel kruiden- en faunarijk grasland als natuurontwikkeld vochtig schraalgrasland alleen algemene soorten, zonder een bedreigde status, zijn waargenomen.Te concluderen is, dat natuurontwikkelde vochtige schraalgraslanden wel degelijk een bijdrage leveren aan de aanwezigheid van graslandvlinders. Vervolgonderzoek is aan te raden om verder te onderzoeken wat de exacte bijdrage is van natuurontwikkeling van vochtige schraalgraslanden aan de aanwezigheid van graslandvlinders.Naar aanleiding van dit onderzoek kan overwogen worden om vaker kruiden- en faunarijke graslanden om te vormen naar vochtige schraalgraslanden middels natuurontwikkeling. Dat zal moeten leiden tot een hogere soortenrijkdom en abundantie van graslandvlinders. Verder is het belangrijk om te kijken naar de mogelijkheden om zeldzamere graslandvlinders te laten voorkomen in de natuurontwikkelde vochtige schraalgraslanden