De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Voerwinst optimalisatie door een oogstsysteem op basis van bedrijfskenmerken

een oogstsysteem op basis van bedrijfskenmerken leidt tot een optimalisatie van de voerwinst

Open access

Voerwinst optimalisatie door een oogstsysteem op basis van bedrijfskenmerken

een oogstsysteem op basis van bedrijfskenmerken leidt tot een optimalisatie van de voerwinst

Open access

Samenvatting

Het rantsoen voor melkkoeien moet bestaan uit de juiste samenstelling van energie en eiwit. Met de juiste samenstelling is gras het meest complete ruwvoer. Bovendien is de grasteelt invloedrijk, de invloeden van melkveehouders hebben direct effect op de samenstelling van energie en eiwit. Het aandeel gras in het rantsoen is bepalend voor het teeltdoel. Het teeltdoel bepaald de optimale toepasbaarheid van het gras binnen het rantsoen. De toepasbaarheid wordt bepaald door de kwaliteit en de samenstelling van de voederwaarde. Het aandeel gras in het rantsoen is daarnaast ook afhankelijk van bedrijfskenmerken zoals intensiteit. Naarmate de intensiteit toeneemt is men meer afhankelijk van voeraankopen, dit kan mogelijk het teeltdoel veranderen. Om meer inzicht te krijgen in de effecten van bedrijfskenmerken in combinatie met verschillende oogstsystemen is de volgende onderzoeksvraag op gesteld: “Welke oogstmoment uitgedrukt in groeidagen van grasland zorgt bij verschillende intensiteiten voor een optimale voerwinst?” Een optimale voerwinst is maximale voerwinst met inachtneming van een streven naar 65 % eiwit van eigen land. Bij de grasteelt kan men sturen met opbrengst op het ruweiwitgehalte. De energiewaarde van gras, uitgedrukt in VEM, wordt vooral beïnvloed door de weersomstandigheden en het maaitijdstip. Het ruw eiwitgehalte (g/kg DS) geeft weer hoeveel eiwit er direct beschikbaar is voor de koe. Er is daarom gekozen voor een modelmatige aanpak op basis van groeidagen, waarin verschillende invloed factoren op de grasgroei zijn verwerkt. Hierdoor wordt het effect van wisselende weersomstandigheden en oogstmomenten zichtbaar. Deze aanpak heeft geresulteerd opbrengsten van drogestof, VEM en ruweiwit op basis van 28, 35 en 42 groeidagen. Het effect van verschillende oogstmomenten was goed zichtbaar in de hoeveel VEM per kilogram drogestof. Deze neemt af naarmate het aantal groeidagen toeneemt. De verschillen in kg drogestof waren klein. De hoogste ds opbrengst wordt behaald bij 35 groeidagen. De hergroei speelt een belangrijke rol in de ds opbrengst. Door het minimale verschil wordt er ook weinig verschil gerealiseerd in ruweiwit gehalte per kg drogestof. Naarmate de intensiteit toeneemt wordt behoefte van VEM hoger in vergelijking met ruw eiwit. Het aandeel mais heeft invloed op de behoefte vanuit gras. Naarmate het aandeel mais toeneemt wordt de behoefte van eiwit hoger en van VEM lager. Mais bevalt veel VEM en relatief weinig eiwit. Uiteindelijk wordt geconcludeerd dat een oogstsysteem van 42 groeidagen bij alle intensiteitscategorieën zorgt voor de laagste totale kosten. De bijkomende loonwerkkosten voor het extra oogstmoment zorgen er voor een forse toename van de kosten bij 28 en 35 groeidagen. Dit betekent dat het extra oogstmoment bij 35 groeidagen zwaarder mee telt in de kosten dan de verminderde opbrengst van 42 groeidagen tegenover die van 35 groeidagen. Met een oogstsysteem op basis van 42 groeidagen kan het beste de voerwinst geoptimaliseerd worden. Een aanbeveling vanuit dit onderzoek voor bedrijven die hun voerwinst willen optimaliseren is om de VEM-productie te maximaliseren en goed zicht te houden op de drogestof groeien in combinatie met de bemesten hoeveelheid stikstof.

Toon meer
OrganisatieAeres Hogeschool
AfdelingDier- en Veehouderij
PartnerAeres Hogeschool Dronten
Countus accountants + adviseurs
Datum2021-05-03
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk