Persoonsgerichte zorg
Persoonsgerichte zorg
Samenvatting
Nederland is al enige jaren onderhevig aan een proces van vergrijzing en zal daar nog geruime tijd mee te maken hebben. De bevolking wordt ouder en het aantal ouderen met chronische aandoeningen stijgt. De zorgvraag neemt toe en wordt complexer. Ook omdat er door patiënten meer waarde wordt gehecht aan eigen regie en zelfredzaamheid. Het gedachtengoed over wat gezondheid is, is onderhevig aan verandering. Zorgverleners moeten hierop leren inspelen, zodat ze betere persoonsgerichte zorg kunnen bieden die aansluit bij de veranderende zorgvraag. Dit onderzoek is geschreven om de discrepanties die mogelijk bestaan over wat persoonsgerichte zorg is tussen zorgverlener en zorgvrager aan het licht te brengen. De centraal gestelde hoofdvraag luidt daarin als volgt: In hoeverre vinden zorgverleners dat zij, ten aanzien van het zorgproces, persoonsgerichte zorg aanbieden en in welke mate ervaart de zorgvrager dit? Het gaat hier over een kwantitatief onderzoek, waarbij gebruik is gemaakt van enquêtes. De enquêtes die zijn gebruikt voor de dataverzameling zijn gebaseerd op een reeds bestaande theorie. Deze theorie onderscheidt vijf zorgaspecten die belangrijk zijn voor het bieden van persoonsgerichte zorg. Dit zijn: “werken met waarden en opvattingen van de patiënt”, “gedeelde besluitvorming”, “authentieke betrokkenheid”, “welwillend aanwezig zijn” en “holistische zorg verlenen”. Met behulp van de software van EFS Questback zijn de vragenlijsten digitaal uitgezet onder de respondentgroepen. Met SPSS is er een Mann-Whitney U toetsing uitgevoerd, waarbij een betrouwbaarheidsinterval van 95% gehanteerd is. Uit de Mann-Whitney U toetsing komt naar voren dat zorgvragers en zorgverleners op de zorgaspecten “werken met waarden en opvattingen van de patiënt”, “authentieke betrokkenheid” en “welwillend aanwezig zijn” niet significant van elkaar van mening verschillen, respectievelijk p= 0,808; p= 0,092; p= 0,387. Voor de zorgaspecten “gedeelde besluitvorming en “holistische zorg verlenen” geldt dat beide groepen wel significant van elkaar van mening verschillen, namelijk respectievelijk p= 0,039 en p= 0,001. Bij de resultaten worden vervolgens enkele kanttekeningen geplaatst. Zo is er vaak gekozen voor antwoordmogelijkheid “neutraal”, waardoor er minder harde conclusies kunnen worden getrokken. Ook is gebruik gemaakt van een Mann-Whitney U toets, die als nadeel heeft minder goed een significant verschil aan te kunnen tonen. Conclusie uit dit onderzoek is dat het merendeel van de zorgverleners vindt aan alle aspecten van persoonsgerichte zorg te voldoen, terwijl van de zorgvragers het merendeel vindt dat zorgverleners aan slechts drie van de vijf zorgaspecten voldoen. De twee categorieën waarover zij van mening verschillen zijn: “gedeelde besluitvorming” en “holistische zorg verlenen”.
Organisatie | Aeres Hogeschool |
Afdeling | Toegepaste Biologie |
Partner | Aeres Hogeschool Almere |
NHL Stenden Hogeschool Lectoraat Leiderschap & Identiteit in het verpleegkundig domein | |
Datum | 2020-07-01 |
Type | Bachelor |
Taal | Nederlands |