De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Financiering van de Krijgsmacht

Open access

Financiering van de Krijgsmacht

Open access

Samenvatting

Oorlog voeren kost geld. Dat geldt ook voor de voorbereiding op het voeren van oorlog. Tegenwoordig is het niet meer gebruikelijk om de productie van de krijgsmacht in termen van oorlog en oorlogsvoorbereiding te presenteren. In plaats hiervan wordt gesproken over vrede en veiligheid of inzet en inzetgereedheid. Ook voor vrede en veiligheid, inzet en inzet gerede eenheden dient echter te worden betaald.

Net als bij andere organisaties moeten de geldstromen tussen de krijgsmacht en haar omgeving (bijvoorbeeld: leveranciers, afnemers en personeel) worden gereguleerd en beheerst. Deze thematiek behoort in wezen tot de kern van het domein ‘financiering van de krijgsmacht’. Het financieringsprobleem kan worden onderverdeeld in drie samenhangende keuzevraagstukken.1 Het eerste vraagstuk betreft de keuze uit welke bronnen het vermogen (het geld) van de krijgsmacht zal worden betrokken en tegen welke voorwaarden dat vermogen wordt aangetrokken. Het tweede vraagstuk behelst de keuze met betrekking tot de (financiële) omvang van de organisatie; in ons geval de omvang van de Nederlandse krijgsmacht. Ten slotte dient te worden besloten in welke vorm het geld van de organisatie moet worden vastgelegd (bijvoorbeeld: welke wapensystemen, hoeveel personeel?). De antwoorden op bovenstaande vraagstukken leiden tot een financiële structuur die beklijft in begrotingen en jaarverslagen.

Kenmerkend in het denken over oplossingen van deze vraagstukken is dat er aan de ene kant heel veel valt te kiezen voor de krijgsmacht. En aan de andere kant heel weinig door de krijgsmacht. Immers, de krijgsmacht is een overheidsorganisatie en dit betekent dat deze organisatie zich aan de tucht van de markt kan onttrekken.2 De overheid kan bijvoorbeeld een dienstplicht invoeren, of juist opschorten, terwijl ondernemingen niet op dergelijke wijze aan personeel kunnen komen, noch van dat personeel afkomen. Echter, juist omdat de krijgsmacht een politiek gedreven organisatie is, worden de antwoorden op de drie vraagstukken grotendeels buiten de krijgsmacht bepaald. Op deze bijzonderheden komen wij later in dit hoofdstuk terug.

In onze bijdrage laten we zien dat de wijze waarop de krijgsmacht wordt gefinancierd bepalend is voor de taken, de inrichting, de werkwijze en de uiteindelijke prestaties. Dat geldt niet alleen voor de hoeveelheid geld die ter beschikking wordt gesteld om de taken uit te voeren, maar tevens voor de soort militaire middelen die met dat geld wordt gekocht.
Wij hebben gekozen voor een structuur waarin per thema eerst een algemene beschouwing wordt gegeven. Voor de geïnteresseerde lezer volgen dan verdiepingen in het kader van het beschreven onderwerp.

In de volgende paragraaf geven wij een theoretische beschouwing over de wijze waarop de taken van de krijgsmacht worden gefinancierd en de hoeveelheid belastinggeld die voor die taken beschikbaar wordt gesteld. Daartoe beschrijven we de herkomst van het Defensiegeld (het eerste keuzevraagstuk). Dan komt de tweede kwestie, met betrekking tot de financiële omvang van de krijgsmacht, aan bod. Hiertoe beschrijven we de relatie tussen taken en middelen en de ontwikkeling van de Defensie-uitgaven vanaf 1990. De verdieping bij deze paragraaf maakt een internationale vergelijking met betrekking tot de hoeveelheid geld die door verschillende landen aan Defensie wordt gespendeerd en geeft een beeld van de lastenverdeling binnen de NAVO.

De derde paragraaf behandelt de wijze waarop Defensie het verkregen geld spendeert – het antwoord op het derde keuzevraagstuk met betrekking tot de financiering van de krijgsmacht. In de verdieping bij deze paragraaf wordt ingegaan op (1) de financiële flexibiliteit van de uitgaven; (2) de afweging tussen kwaliteit en kwantiteit van wapensystemen; en (3) private financiering als nieuw financieringsinstrument bij Defensie.

De vierde paragraaf behandelt de wijze waarop in begroting en jaarverslag de politieke leiding van de krijgsmacht aangeeft welke keuzes zij heeft gemaakt. In de verdieping houden we ons bezig met (1) de investeringsafwegingen die binnen het begrotingsproces plaatsvinden; (2) de toevoeging van levensduurkosten van wapensystemen aan de begroting; en (3) het stelsel van begroting en verantwoording. Wij besluiten met een conclusie.

Toon meer
Trefwoorden
Gepubliceerd inKrijgsmacht : studies over de organisatie en het optreden Wolters Kluwer, Deventer, Pagina's: 559-594
Jaar2017
TypeBoekdeel
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk