Samenvatting

Achtergrond: In Nederland bestaat geen eenduidige verwijzing voor het gebruik van arthroscopie of oefentherapie bij subacromiale impingement (Brox et al.).
Doelstelling: Door middel van een kritische blik op de behandelresultaten van oefentherapie en arthroscopie bij subacromiale impingement van de schouder wordt gekeken wat een betere behandeling is bij bovengenoemde aandoening. Aan de hand van dit doel is de volgende vraagstelling tot stand gekomen: Heeft een oefentherapeutische behandeling betere resultaten bij subacromiale impingement van de schouder in vergelijking tot een arthroscopische behandeling?
Dataverzameling & Analyse: De 10 Randomized Clinical Trials, gebruikt voor dit artikel, zijn beoordeeld aan de hand van de scorelijst van Koes et al. (1991) .En er is gezocht op databanken zoals Pubmed.
Belangrijkste resultaten: Het best weergegeven resultaat van de beide behandelmogelijk-heden laat zien dat er weinig verschil tussen arthroscopie en oefentherapie zit, 71% voor arthroscopie en 79% voor oefentherapie (Brox et al.). Daarnaast is er zowel voor arthroscopie als voor oefentherapie een vooruitgang te zien in de Constant-Murley score (Haahr et al.) en in de Neer-shoulder score (Brox et al.). Verder laten zowel arthroscopie als oefentherapie een duidelijke stijging zien in de tevredenheid van de kwaliteit van het dagelijkse leven bij de patiënten (Walther et al. en Bengtsson et al.).
Slotbeschouwing: De 10 artikelen gebruikt voor dit artikel laten geen significante verschillen zien in resultaten bij een oefentherapeutische of arthroscopische behandeling van subacromiale impingement van de schouder.