De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

Stichting & Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Rechten:

Stichting & Wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Rechten:

Samenvatting

Dit afstudeeronderzoek bevat een analyse van het wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen. Dit wetsvoorstel is op 13 juni 2016 ingediend bij de Tweede Kamer. In opdracht van Nauta Dutilh wordt een onderzoek uitgevoerd door een compare te maken om zo de verschillen van het huidige boek 2 BW en het wetsvoorstel weer te geven door middel van een analyse van de compare. Met behulp van de analyse kan Nauta Dutilh aan een stichting voorleggen welke wetswijzigingen voor een stichting met ingang van het wetsvoorstel zullen intreden.
Het doel van dit onderzoek is een compare (beroepsproduct) uit te voeren voor Nauta Dutilh om een stichting op de meest effectieve wijze bij te staan door het huidige Boek 2 van het Burgerlijk Wet-boek te vergelijken met het wetsvoorstel 'Wet bestuur en toezicht rechtspersonen'. De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt: Wat kan Nauta Dutilh aan de hand van een analyse en compare van de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen adviseren aan stichtingen ten aanzien van eventuele wijzigingen voor de praktijk? In hoofdstuk 4 komt het praktijkonderzoek aan de orde. Literatuur- en bronnenonderzoek en jurisprudentieonderzoek zijn de methoden van onderzoek. De belangrijkste bronnen die geraadpleegd zijn: Kluwer Navigator, www.rechtspraak.nl en Legal Intelligence.
Uit onderzoek is gebleken dat een RvT in de praktijk voor grote stichtingen bedoeld is. Deze stichtingen hebben een RvT nodig om falend bestuur te voorkomen. Met het wetsvoorstel komt er slechts een wettelijke grondslag voor de RvC. Een verandering voor de praktijk is het niet, aangezien de RvT al uitvoerig wordt gebruikt door zorginstellingen en onderwijsinstellingen die de Governancecode hanteren. Wat betreft de taakvervulling van bestuurders is gebleken dat in de praktijk een bredere uitleg wordt gehanteerd door de rechter. Dit betekent dat bestuurders naast het bepaal-de in artikel 2:291 lid 2 BW ook zich dienen te houden aan adequate administratie, zorgvuldig met betalingen en het financiële beleid moeten omgaan en dat er controle moet zijn op gedane betalingen. Uit onderzoek is gebleken dat commissarissen het bestuur dienen te adviseren en nodig in te grijpen indien er misstanden ontstaan. Alhoewel de RvT een terughoudende rol heeft, dienen de commissarissen wel in te grijpen wanneer er uitzonderlijke situaties voorkomen, zoals overnames.
Daarnaast is gebleken dat de tegenstrijdig belangregeling door stichtingen in de statuten wordt opgenomen. Indien er een tegenstrijdig belang plaatsvindt door een bestuurder, zal met het wetsvoorstel ervoor zorgen dat er een schriftelijke vastlegging komt omtrent de overwegingen om alsnog een besluit te nemen. De tegenstrijdig belangregeling zal vooralsnog een interne werking hebben, echter de bestuurder kan door de stichting intern aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 2:9 BW. Dit is slechts een codificering van de praktijk. Dat brengt mij op het volgende punt, namelijk de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat onder een behoorlijke taakvervulling valt dat de bestuurder verdiepend onderzoek dient te doen naar activiteiten van de stichting. Daarnaast wordt een bepaalde deskundigheid van bestuurders verwacht, zoals het nemen van belangrijke financiële beslissingen. Het persoonlijk ernstig verwijt wordt snel aangenomen bij bestuurders. Bij toezichthouders is dit anders. De rechter stelt zich terughoudend op bij toezichthouders. Uit onderzoek is tevens gebleken dat het nalaten van het toe-zicht van de RvT, het overschrijden van de grens tussen RvT en bestuur, achteraf vastgestelde schade van de beslissing die door de toezichthouders is genomen zelfs dan geen persoonlijk ernstig verwijt wordt aangenomen door de rechter. Echter, door de geringe uitspraken kan ik daar geen conclusie aan verbinden.
Uit onderzoek is gebleken dat het ontslag van stichtingsbestuurders wordt uitgebreid, echter uit twee uitspraken kan geen conclusie worden getrokken in welke gevallen de rechter ontslag toewijst. Dat de rechter een marginale toetsing hanteert is wel uit de uitspraken gebleken. De rechter kijkt bij ontslag niet naar het gevoerde beleid, maar wel naar het onrechtmatig handelen van de bestuurder om te oordelen of een bestuurder moet worden ontslagen.
Advies is dat Nauta Dutilh aan stichtingen informeert ten aanzien van de RvC, dat indien stichtingen een RvT hebben zij in de statuten dienen op te te nemen dat de RvT de taak heeft om toezicht te houden op het beleid van het bestuur en de algemene gang van zaken. Ten aanzien van de taakvervulling van bestuurders en commissarissen is het advies dat Nauta Dutilh aan stichtingen dient te informeren dat stichtingen in hun statuten opnemen dat bestuurders zich richten bij de vervulling van hun taak naar het belang van de stichting. Door een specifieke taakomschrijving zullen bestuurders en commissarissen precies weten wat onder behoorlijke taakvervulling wordt verstaan. Advies is voor de faillissementsaansprakelijkheid dat Nauta Dutilh bestuurders van niet commerciele stichtingen informeert dat zij aansprakelijk kunnen worden gesteld in geval van faillissement met de voorgestelde regeling. Tot slot, de tegenstrijdig belangregeling zal onveranderd blijven en zullen de Bruil-Kombex criteria uit hoofdstuk 4 van belang zijn. De tegenstrijdg belangregeling blijft een in-terne aangelegenheid. Advies is dat Nauta Dutilh stichtingen adviseert om een tegenstrijdig belangregeling voor de RvT op te nemen om falend toezicht te voorkomen.

Toon meer
OrganisatieHogeschool Leiden
OpleidingHBO-Rechten
AfdelingFaculteit M&B
PartnerNautaDutilh
Datum2017-08-08
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk