De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk

Terug naar zoekresultatenDeel deze publicatie

De lengte van de M. biceps femoris tijdens een maximale sprint

Rechten: Alle rechten voorbehouden

De lengte van de M. biceps femoris tijdens een maximale sprint

Rechten: Alle rechten voorbehouden

Samenvatting

DOEL: Het doel van dit onderzoek is om meer te weten te komen over hamstringblessures, aangezien het een van de meest voorkomende blessures is bij sporters. Het is bewezen dat de hamstrings scheuren tijdens het laatste deel van de voorste zwaaifase bij een sprint. Bij ongeveer 50-80% van de gevallen is de m. biceps femoris (BF) aangedaan. In dit onderzoek wordt er een methode ontworpen om te kijken wat de spierlengte van de BF tijdens deze voorste zwaaifase is. Deze spierlengte wordt vergeleken met de maximale spierlengte van de BF. Er wordt gekeken of er een bepaald verband tussen deze twee spierlengtes is en of dit een risicofactor zou kunnen zijn voor het oplopen van een hamstringblessure.
METHODE: Aan dit onderzoek hebben 23 proefpersonen deelgenomen, waarvan 13 mannen en 10 vrouwen. Zes proefpersonen hebben een historie met een hamstringblessure. De proefpersonen hebben drie maal een passieve straight leg raise test (SLR-test) en drie maal een actieve SLR-test uitgevoerd om de maximale spierlengte van de BF te bepalen. Van de proefpersoon is met een high-speed camera een deel van een sprint opgenomen, om zo de heup- en kniehoek te kunnen analyseren. Met een formule is, met de knie- en heuphoek als input, zowel de maximale spierlengte als de spierlengte tijdens de sprint berekend.
RESULTATEN: De drie passieve SLR-tests en de drie actieve SLR-tests zijn getest op hun onderlinge betrouwbaarheid, met een ICC waarde van respectievelijk 0,998 en 0,997. De resultaten van de passieve SLR-tests correleren met een correlatiecoëfficient van 0.985 met de resultaten van de actieve SLR-test. De gemiddelde maximale lengte van de BF bedraagt 62,24 cm en tijdens de sprint is de lengte gemiddeld 55,93 cm. De BF heeft gemiddeld nog 8% aan spierlengte over tijdens het laatste deel van de voorste zwaaifase van de sprint. Er kan met 95% zekerheid gezegd worden dat er geen significant verschil is in spierlengte van de BF tussen proefpersonen met en zonder historie met een hamstringblessure.
CONCLUSIE: De spierlengte van de BF tijdens het laatste deel van de voorste zwaaifase tijdens een sprint en de maximale spierlengte van de BF varieert per proefpersoon. Er is geen bepaalde verhouding tussen deze twee spierlengtes, dat is ook verschillend per proefpersoon. Uit dit onderzoek wordt er geconcludeerd dat de verhouding tussen deze twee lengtes ook geen risicofactor vormt voor het oplopen van een hamstringblessure. Om dit met zekerheid te kunnen zeggen zullen er meerdere proefpersonen gemeten moeten worden. De methode die gebruikt is voor dit onderzoek is geschikt en kan in het vervolg gebruikt worden om meerdere proefpersonen te testen. Wel is het raadzaam om per lichaamssegment gebruik te maken van twee markers.

Toon meer
OrganisatieDe Haagse Hogeschool
OpleidingGVS Bewegingstechnologie
AfdelingFaculteit Gezondheid, Voeding & Sport
Jaar2015
TypeBachelor
TaalNederlands

Op de HBO Kennisbank vind je publicaties van 26 hogescholen

De grootste kennisbank van het HBO

Inspiratie op jouw vakgebied

Vrij toegankelijk