Samenvatting

Naast de traditionele manier van instrueren zijn er meerdere effectieve manieren van instrueren die leiden tot leerresultaten. Differentieel leren richt zich op het indirect aanleren van een vaardigheid. Echter kan er in het onderwijs nog niet gesteld worden dat differentieel leren ook betere leerresultaten geeft.
In dit onderzoek is dan ook onderzocht welke lesgeefmethode het beste
oefen- en leerresultaat geeft binnen het domein volleybal op het Bernardinuscollege.

Methode
Tijdens dit onderzoek hebben zowel de controlegroep als de interventiegroep vier interventie lessen gevolgd. De controlegroep kreeg de interventies via de traditionele methode, waarbij de lessen meer technisch gecentreerd waren.
De interventiegroep kreeg de interventies via het differentieel leren principe.
Door middel van verschillende metingen, waarin werd beoordeeld op de bovenhandse techniek (pass) en het samenspel (rally), werden de verschillen in oefen- en leerresultaat bekeken .

Resultaten
Bij de technische vaardigheid heeft de interventiegroep(IG) bij het oefenresultaat een stijgingspercentage van 19,2% (IG) om 12% van de controlegroep(CG).
Bij het leerresultaat is dit 12,3%(IG) en 7,2% bij de CG.
Bij het samenspel (rally) heeft de CG bij oefenresultaat een vooruitgang van 26% en de IG 22%. Het leerresultaat is bij zowel de IG als de CG 19% bij de rally waar werd beoordeeld op het over het net spelen na twee onderlinge passes.

Conclusie
De interventiegroep heeft meer leerresultaat dan de controlegroep bij de techniek. Bij de rally (samenspel) is het stijgingspercentage gelijk bij het leerresultaat. Op basis van het leerresultaat lijkt het dat bij de techniek differentieel leren bij de tweedejaars klassen van het Bernardinuscollege meer leerresultaat oplevert dan het traditioneel leren bij het volleybal.