Samenvatting

Dit onderzoek is bestemd voor iedereen die in aanmerking kan komen met dove mensen. Het onderzoek kan bijvoorbeeld erg nuttig zijn voor leraren op scholen voor dove kinderen, zo dus ook vakleerkrachten bewegingsonderwijs.
Na het lezen van dit onderzoeksverslag zal er meer kennis ontwikkeld zijn over de doelgroep en over hoe deze doelgroep communiceert. Deze kennis kan gebruikt worden bij het omgaan met dove mensen en dat heeft dan vooral betrekking op het communiceren met hen. Binnen het onderwijs betekent dat, dat het onderwijs effectiever zal worden. Wanneer men weet wat de leerlingen nodig hebben en waar ze behoefte aan hebben, kan hier rekening mee gehouden worden bij het kiezen voor een of meerdere communicatievormen tijdens de lessen.

In dit onderzoeksverslag komt de volgende doelstelling en dus ook vraagstelling naar voren:
Inzicht krijgen in de motieven die bestaan onder dove medewerkers binnen Viataal Talent over verschillende manieren van communiceren in verschillende situaties en welke factoren deze motieven kunnen beïnvloeden. Inzicht krijgen in wat vakleerkrachten bewegingsonderwijs hiermee kunnen.

Binnen Viataal Talent, een school voor speciaal onderwijs, die valt onder cluster twee, werken dove medewerkers. Deze dove medewerkers zijn de onderzoeksgroep binnen dit onderzoek. Er zijn acht dove medewerkers geïnterviewd voor het empirisch onderzoek.
Uit het empirisch onderzoek wordt duidelijk waarom dove mensen voor één of meerdere van de hierboven genoemde communicatievormen kiest in verschillende situaties.
De keuze om voor een bepaalde communicatievorm te kiezen kan beïnvloed worden door verschillende factoren, bijvoorbeeld door de vorm van doofheid, dus of iemand prelinguaal of postlinguaal doof is, of door met welke communicatievorm diegene is opgegroeid in de thuissituatie en in het onderwijs of misschien beïnvloed de mogelijkheden van de gesprekspartner ook wel voor welke communicatievorm gekozen wordt.
Volgens de onderzoeksresultaten komt het motief vaak voort uit hoe iemand die doof is opgegroeid is binnen het gezin en vaak hangt het motief ook samen met het aanpassen aan de gesprekspartner.

Naar aanleiding van de bevindingen gedurende het onderzoek, worden de volgende aanbevelingen gegeven aan vakleerkrachten bewegingonderwijs.
- Pas de algemene instructie in de lessen bewegingsonderwijs aan, aan de communicatievorm(en) die alle leerlingen beheersen, doordat dit de communicatievormen zijn die vastgesteld zijn door de onderwijsinstelling en dit dus de communicatievormen zijn die alle leerlingen moeten beheersen, omdat ze hier onderwijs in krijgen.
- Pas de individuele instructie en interactie aan op de communicatievorm die de leerling het beste beheerst en het beste begrijpt. Dit is vaak de communicatievorm waarmee de dove leerling is opgegroeid binnen het gezin.
- Bij samenwerking met dove medewerkers binnen de lessen bewegingsonderwijs moet gezorgd worden voor een goede interne communicatie tussen deze medewerker en de vakleerkracht. Hierbij ligt het vaak aan de beheersing van verschillende communicatievormen van de dove medewerker voor welke communicatievorm gekozen wordt. Beheerst de dove medewerker meerdere communicatievormen, dan zal juist de dove medewerker zich aanpassen aan de vakleerkracht bewegingsonderwijs. Als de dove medewerker niet meer dan één communicatievorm beheerst, dan zal de vakleerkracht bewegingsonderwijs zich aan moeten passen aan de dove medewerker.